Januari, de maand van het talent. De BBC maakt zijn Sound Of-lijst bekend, wij zelf onze 12van3voor12, en zo schieten we met zijn allen uit de startblokken richting Eurosonic Noorderslag. Maar alles is dit jaar natuurlijk anders. Hoe spot en ontwikkel je talent in een volledig digitale wereld?

Bijna twee maanden verkeerde de wereld in een soort comateuze toestand die volledig gericht is op terugblikken. Jaaroverzichten, jaarlijstjes, het houdt niet op. Als januari dan eindelijk aanbreekt, is er als vanzelf de neiging om vooruit te kijken. Ook dit jaar doen we dat gewoon, maar het voelt wat onwennig. Zo baseren wij bij 3voor12 ons talentenlijstje 12van3voor12 voor een heel groot deel op wat we overal gezien en gehoord hebben in het najaar. Op de Popronde, op muzikantendagen. Door fysiek oog in oog te staan met talentvolle muzikanten.

‘Ik heb inderdaad het gevoel dat alles een beetje stil staat’, zegt Sander Kerkhof, samensteller van 3voor12 Radio, en mede-bepaler van de 12van3voor12. ‘Zeker voor buitenlandse acts was het een moeilijk jaar om ontdekt te worden. En dat terwijl er afgelopen jaar nog steeds heel veel muziek uitgekomen is. Daar zitten ook Britse gitaarbandjes bij die twee, drie goede singles uitbrachten en die normaal gesproken op Eurosonic zouden vlammen of op de longlist voor Best Kept Secret zouden staan. Het blijft nu een beetje bij virtueel denken, daar zullen we het mee moeten doen. Daar komt bij dat sommige festivals hun hele programma doorgeschoven hebben naar volgend jaar. Dat is killing.’

Dat ziet ook Joey Ruchtie, als programmeur van Noorderslag een van de belangrijkste gatekeepers van de Nederlandse popmuziek. Hij haast zich te zeggen dat Noorderslag niet ‘de thermostaat van de popmuziek is, maar de thermometer’. Oftewel: het festival laat zien wat er leeft, in plaats van dat het een beginpunt is. ‘Toen ik afgelopen voorjaar begon aan mijn voorbereiding leek er nog geen vuiltje aan de lucht’, zegt hij. ‘Acts meldden zich aan, ik maakte aantekeningen bij artiesten waarin ik potentie zag. Maar de ontwikkeling van die acts gaat normaal gesproken in het najaar, en dat viel grotendeels weg. Daar doen acts podiumervaring op en creëren ze momentum. Tegelijk zijn er meer wegen die naar Rome leiden. Het publiek van hiphopartiesten bijvoorbeeld bevindt zich niet in het clubcircuit, maar op YouTube en Spotify.’

‘Ik adviseer debuterende artiesten te wachten’, zegt Pien Feith. Als boekingsagent van Friendly Fire is zij een van de vooruitgeschoven posten in de industrie. Zij ziet veel en probeert acts te tekenen voor ze opvallen bij de concurrenten. Ook zij mist muzikantendagen en festivals met lef die ‘vroeg’ boeken. ‘Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen, mensen die zo’n viral hit te pakken hebben dat het allemaal niet uitmaakt, maar ik denk dat veel muzikanten ervoor kiezen om te wachten. Dit was niet het jaar om te debuteren. Ik verwacht ook dat we een inhaalslag krijgen als er straks weer meer mag. Ook een tweede album uitbrengen is nu trouwens tricky. Je misten toch een heleboel plekken waar je exposure kunt krijgen.’

Dat betekent niet dat er geen werk te doen is voor een boeker als Pien Feith. ‘We doen veel dingen die we normaal niet doen’, zegt ze. ‘We zijn contactpersoon voor livestreams en videosessies. Ik ben extreem veel shows aan het verplaatsen, dat is mijn nieuwe hobby. En ik ben bezig met meedenken en adviseren, strategisch. Wat gaan we doen: iets kleinschaligs? Toch wachten?’

Toch is het niet voor iedereen kommer en kwel. Aan de bovenkant van de piramide, bij een radiozender als Q-Music, is eigenlijk niet zoveel veranderd. Nee, artiesten worden niet meer overgevlogen voor promo-optredens, maar van het livecircuit hoeven ze het bij Q toch niet echt te hebben. ‘In de hele cyclus zitten wij toch een beetje achter in de trein’, zegt Rob Ester, music director van de populaire zender. ‘Wij struinen geen podia af op zoek naar een tof bandje, wij zijn op zoek naar liedjes. Voor platforms als Spotify en TikTok was het gewoon een goed jaar, en je kunt nog steeds kijken wat er in landen om ons heen gebeurt.’ Bij Q maakt het ook niet zoveel uit of een nieuw liedje van een onbekende artiest komt of van een gevestigde naam, terwijl bijvoorbeeld 3FM zich veel meer profileert als ontdekker van nieuw talent. ‘En het pluggen is afgelopen jaar ook gewoon doorgegaan. De pluggers komen niet meer bij ons op de koffie, maar krijgen één voor één vijf minuten de tijd om hun verhaal te doen. Dat werkt prima. Sterker nog: normaal zijn de grote schreeuwers het meest aan het woord, terwijl de meer bescheiden pluggers ondergesneeuwd worden. Nu kunnen die gewoon rustig hun verhaal doen zonder dat Rudo de Raaff er doorheen zit te tetteren.’

Dat brengt ons bij een interessante gedachte: terwijl het livecircuit volledig op zijn gat lag, gingen andere delen van de popmuziek ‘gewoon’ door. Er kwam nieuwe muziek, er werden hits gescoord. Gaan we dat terugzien in de talenten die er bij de start van 2021 klaar voor zijn? Joey Ruchtie vermoedt van wel. ‘Live is belangrijk, ook voor een popartiest als Dua Lipa, die één van haar eerste shows op Eurosonic deed. Maar inmiddels is ze veel meer: ze heeft hits, komt op de radio, maakt video’s. Andere artiesten moeten het volledig hebben van hun live reputatie. Een van mijn favoriete bands bijvoorbeeld, At The Drive-In. Zo’n band moet je zien, voelen.’

Joya Mooi

Animistic Beliefs

Banji

Froukje

Daar komt nog een factor bij. Niet alleen hebben typische live-acts zich niet goed kunnen ontwikkelen, er wordt nu ook iets anders gevraagd van een talent dat zich presenteert op Noorderslag. Normaal gezien hoefde je ‘alleen maar’ het systeemplafond uit de bovenzaal van de Oosterpoort te spelen om een sensatie te worden in Groningen, nu moet je thuis van het beeldscherm spatten. Dat vraagt iets totaal anders. ‘Het valt mij zelf op dat we veel acteurs op het programma hebben dit jaar. Abbey Hoes, Bilal Wahib, Bente. Ik kan me voorstellen dat dat soort artiesten goed uitkomen op het scherm. Beter dan een bandje dat alleen maar gewend is om in de bovenzaal van de Spieghel te spelen, zeg maar.'

Misschien is dit een mooi moment om een betoog van Pien Feith in te lassen. Zij maakt bezwaar tegen een woord dat vaak gebruikt wordt als het over talent gaat, ook in dit stuk. ‘Een collega van me heeft me twee jaar laten zweren nooit meer het woord ‘bandje’ te gebruiken. Bandje, dat voelt denigrerend. Je zegt ook niet ‘theatergroepje’, het klinkt alsof je het een jaartje doet, en daarna is er weer een nieuw ‘bandje’. Als we ooit in Den Haag serieus genomen willen worden, moet dat woord verboden worden. Zelfs de belangrijkste krant van Nederland gebruikt het woord in zijn verkiezing van talent van het jaar.’

Ze doelt op de Volkskrant, dat elk jaar in het muziekveld rondvraagt wie het helemaal gaat maken in het komende jaar. Dit jaar riep de krant Nana Adjoa uit tot ‘winnaar’. En dat brengt Feith bij een volgende punt: Nederlandse talenspotters lopen vaak achter de feiten aan. In Engeland werd Nana Adjoa al bejubeld op de blogs. Eerder gebeurde dat met Sevdaliza en Pip Blom. ‘Ik heb soms het gevoel dat iedereen hier naar elkaar zit te kijken. Als er één iemand over de brug is volgt vaak een draai. Hoe dat komt? Ik weet het niet. Sommige trends lopen duidelijk voor in Engeland. Misschien is de journalistiek hier conservatiever, witter, meer mannen? Ik vraag me wel eens af: wordt talent spotten wel serieus genoeg genomen? Wordt er wel echt met interesse naar demo’s geluisterd? Of gaat de journalistiek pas wat doen als er veel aan de hand is met een artiest? Het is belangrijk dat de journalistiek aan ons nationale talent gaat hangen. Dat is belangrijker dan ooit.’

Pien Feith heeft gelijk. Als iets duidelijk is geworden in de coronacrisis, dan is het wel dat we talent in de popmuziek aan hun lot overlaten. Of nou ja, we geven ze popacademies, waar ze diploma's kunnen halen als producer of gitarist, maar daarna zoeken ze het zelf maar uit. Ze mogen wel spelen in popzalen die we faciliteren, en die we ook in de crisis overeind proberen te houden. Maar vergelijk dat eens met de situatie in de klassieke muziek: in TivoliVredenburg, een van de grootste hubs voor alle soorten muziek, bleef in 2020 ongeveer de helft van het klassieke programma overeind. De orkesten spelen wel door, ook voor een handvol publiek. Hun salaris wordt immers toch al deels betaald uit subsidie. Ook veel theatergezelschappen konden met extra subsidie zo goed en zo kwaad als het ging toch nieuwe producties op de planken brengen. Niet ideaal, en voor veel acteurs en mensen achter de schermen verdampte het werk evengoed voor hun ogen, maar feit is dat in de popmuziek vrijwel geen enkele groep rechtstreeks gesubsidieerd wordt, laat staan het talent aan de onderkant. Laten we daarom die oproep ter harte nemen en het spotten en ontwikkelen van talent van eigen bodem komend jaar nóg serieuzer nemen. Eén voordeel: als de podia straks weer open mogen, zullen we het de eerste tijd vooral moeten hebben van nationale helden.